Hoofdstuk 4 Overgrootouders, Grootouders en broers en zussen van Auke Antonides

  1. Fokke Sakes Antonides(1816-1873) en Sjoukje Johannes Hesling (1817-1864)
  2. Sake-Om Antonides(1843-1894)
  3. Johannes Antonides (1845-1930) en Ynskje Koopmans (1845-1928)
  4. Fokke Antonides(1867-1940)
  5. Sake Antonides(1875-1947)
  6. Pieter Antonides(1884-1947)
  7. Jacoba (1887-197?) en Lijsbeth Antonides (1890-1945)
  8. Cornelis Antonides(1911-..)
  9. Harke Antonides(1881- )
  10. reacties op de oproep in de Spiegel, juni 1962

Fokke Sakes Antonides en Sjoukje Johannes Hesling

Zoals wij reeds zagen werd overgrootvader Fokke Sakes Antonides te Lutjegast geboren: 30 juni 1816. Hij overleed te Veenwouden: 4 februari 1873. Overgrootmoeder: Sjoukje Johannes Heslings werd te Hantumahuizen geboren op 1 juli 1817. Zij overleed te Veenwouden op 25 dec 1864. Zij trouwden te Murmerwoude op 16 mei 1841.

Ook in de zogenaamde “goeie ouwe tijd” waren er persoonlijke en huislijke moeilijkheden en ook algemene omstandigheden, die hun invloed ten goede of ten kwade deden gelden. Het geboortejaar van overgrootvader viel enkele jaren na de bevrijding van het Franse juk. De kleine korporaal Napoleon, was verbannen, en hoewel hij ontvluchtte en op 1 maart 1815 te Cannes aan de Franse kust landde, zo zou toch in de slag van Waterloo 18 juni 1815, zijn ster ten onder gaan, en zou hij gelegenheid hebben op St. Helena na te denken, om daar in mei 1821 te sterven.

Ook rondom het trouwjaar van onze overgrootouders, waren er weer omstandigheden,die zelfs op het leve van eenvoudige bewoners van een rustig dorp, invloed uitoefende.

In 1844 was er een ernstige financiële crisis in ons vaderland. Zo zelfs, dat Koning Willem 2 een miljoen gulden uit eigen middelen schonk, om te redden wat te redden viel.

Deze vorst schreef de volgende proclamatie: Nederlanders, laat ons God bidden, dat Hij den goeden geest, door welke de natie in de jongste dagen heeft getoond bezield te zijn beware, bevestige en versterke, opdat ook het late nageslacht er de vruchten van inoogste en dat Hij het Nederlandsche volk doe blijven een vaderlandlievende, eendrachtige en Godsdienstige natie. In deze dagen schreef Da Costa zijn “Aan Nederland in 1844″ met den slotzang : Zij zullen het niet hebben”

Wij kunnen natuurlijk niet precies nagaan in hoeverre deze dingen het leven onzer voorouders beïnvloeden maar het is lang niet onmogelijk dat ook de financiële crisis Grootvader Fokke heeft genoodzaakt, zijn blijkbaar verstrekkende plannen te laten varen. Wij komen daarop aanstonds terug, maar eerst willen we een kijkje gaan nemen in de geboorteplaats van vele van onze familieleden het aardige dorp Veenwouden, waarover vader ook zo graag mocht spreken. Dit dorp gelegen aan de spoorlijn Leeuwarden - Groningen heeft niet alleen in onze oren een muzikale klank, het heeft bekendheid in het gehele land, en ver daarbuiten.

In Veenwouden werd een der eerste zo niet de eerste zuivelfabriek in ons gewest gesticht, en in dat dorp vinden vele mensen rust en verkwikking in het “Talma Oord” en Talma-Huis.

Het is misschien goed, omdat wij zo gauw vergeten, even te herinneren aan de betrekkelijk jong gestorven strijder naar wien deze inrichtingen te Veenwouden zijn genoemd nml. Aritius S.Talma die leefde van:1864-l9l6. Hij was eerst predikant o.a. te Arnhem, een zeer sociaal voelend mens. In het Ministerie Heemskerk werd hij minister van Landbouw. De tijden waren misschien nog niet geheel rijp, om zijn Arbeidsziekte- en invaliditeitswet radicaal door te voeren maar deze Antirevolutionaire staatsman, toonde dat er veel diende te gebeuren voor de financieel zwakkere. Zijn arbeid is niet vruchteloos geweest, maar wij gaan daarop hier niet verder in.

Verschillende malen is ondergetekende in dat mooie dorp Veenwouden geweest, en hij heeft op stille plekjes zitten mijmeren over een ver verleden.

Hoewel de familie Antonides is uitgezwermd tot weet ik waar, zo is toch nog altijd een enkele van een bepaalde tak in het “Vaderdorp” Veenwouden blijven wonen.

Een krantenknipsel uit het jaar 1952, herinnert ons daaraan. Aldus:

“Veenwoudster Ooievaars hebben maar liefst vijf kinderen te hunnen laste.

Boer Antonides -hij woont recht tegenover de Schierstins van Veenwouden—houdt van ooievaars. Hij is dan ook blij, dat er afgelopen voorjaar weer een paartje op zijn nest zijn neergestreken is en vooral natuurlijk, dat dit ooievaarshuwelijk in Veenwouden zo rijk met kinderen gezegend werd. In 1923 heeft Antonides - toen nog een opgeschoten jongen - in een van de populieren achter de boerderij een rad gelegd. Die populieren zijn er nu niet meer en het nest is vervangen door een tweede nest, en nu sinds kort weer door een derde nest.

Maar de ooievaars voelen zich daar in Veenwouden best thuis. In het merendeel van die 29 jaren is er op het nest van Veenwouden gebroed; een enkele maal heeft een eenzame ooievaar er de zomer doorgebracht en een enkele maal is het nest leeggebleven. En elk voorjaar is er weer spanning, of de vogels terug zullen komen. “Wy kinne se net mear misse” zegt Antonides en hij hoefde ze dit jaar ook niet te missen. Op 10 april dit voorjaar hebben de ooievaars zich gemeld. Om vijf uur nam de eerste zijn intrek op het door de mens toebereide nest, en een uur later, voegde zich de twee de ooievaar bij nummer een.

Tot zover dit bericht.

Niet alleen de boerderij van Antonides te Veenwouden, maar ook de bakkerij in de Dorpsstraat zou, indien zij kon spreken, veel kunnen verhalen van drukke arbeid, van lief en leed van vele familieleden. Zo rond 1940 waren het de Hamstra’s die in deze oude bakkerij de scepter zwaaiden. Zij waren in de vrouwelijke lijn met de Antonidesstam verweven. Later vertrokken zij naar het verre Westen. In deze bakkerij hebben Antonidessen en Hamstra’s gezwoegd bij nacht en dag.Het was bovendien een niet geringe opgave, de ver verwijderde klanten telkens weer, en dat “per voet” van het nodige te voorzien. In onze dagen denken wij dikwijls, hoe is dat alles mogelijk geweest, nu de bakker met zijn bestelwagentje of een ander gemotoriseerd vervoermiddel, bij ons komt. “Hij is nog nauw verschenen, of is reeds weer verdwenen. Wij aanvaarden deze dingen met een vanzelfsprekendheid ons in deze eeuw van techniek eigen, maar in het begin van de vorige eeuw, had men daar zo nog geen weet van.

Weliswaar had de houtvester Drais van Baden, in 1813 zijn looprad, de voorloper van het rijwiel uitgevonden, maar het zou nog duren tot 1870, voor dit houten vehikel in Engeland werd vervangen door een fiets van staal, en het duurde tot 1855 voordat de luchtband zijn intrede deed, en toen pas kon gesproken worden van een behoorlijk vervoermiddel. Het zou overgrootvader anders wel van pas zijn gekomen zo’n stalen ros, want hij had veel te doen.

Hij was koopman, maar dat omvatte handel in kruidenierswaren, maar ook in paarden als dat voordeliger uitkwam, en bovendien was hij (mede)?oprichter van een chigoreifabriek. Het is al met al duidelijk dat Pake zijn tijd meer dan nodig had, en dat hij zich het hoofd niet brak over vrijetijdsbesteding zo dat woord ooit in zijn hoofd is opgekomen.

Wij zouden graag willen vertellen van hetgeen grootvader in zijn werkzame leven zoal meemaakte, maar daarvoor ontbreken de gegevens. Wij vertelden van de moeilijkheden, ook de financiële moeilijkheden in ons goede vaderland in de dagen toen Pake en Beppe Fokke en Sjoukje in het volle leven stonden, en het is best mogelijk dat ook zij de gevolgen daarvan moesten ondervinden. In elk geval vroeg de geldschieter van overgrootvader om zijn geld, en daardoor werd het voor deze ijverige koopman, moeizaam werken. Het heeft blijkbaar ook gevolgen gehad voor de kinderen, want ik hoorde vader wel eens zeggen dat grootvader Johannes, zeer veel spijt heeft gehad, van deze gang van zaken. Wij moeten dat verder laten rusten.

Voordat wij verder gaan met een enkel woord te zeggen van de kinderen uit het huwelijk van Fokke Sakes Antonides en Sjoukje Johannes Hesling, eerst nog even een opmerking over enkele gegevens in de Genealogie Antonides. Het valt namelijk op, dat daarin vaak zonder of naast de geboortedatum de doopdatum wordt aangegeven, hetgeen bij de jongere generatie dikwijls ontbreekt. Dit zal viel te verklaren zijn, dat dacht ondergetekende tenminste, uit het feit, dat in het eerste geval de “boeken” zijn geraadpleegd, en in het tweede geval werd gecorrespondeerd, waar de betrokkenen de doopdatums niet zo “gauw bij de hand hadden” of verzuimden door te geven

We kunnen intussen veilig aannemen dat de meeste familieleden wel zijn gedoopt. Nu staat er t.a.v. de Doop eén ding wel vast, bij alle verschil van opvatting. Er moge dan tussen Roomsen en Protestanten dit grote verschil zijn, dat laatstgenoemden in geen geval de zaligheid willen binden aan den Doop,er moge verschil zijn tussen Protestanten onderling over de vraag hoe precies de beloften van God moeten worden geïnterpreteerd (vertolkt), hierover zijn allen het toch wel eens met uitzondering van hen die de “grootdoop” voorstaan dat de doop een instelling van Christus is, en

Deze liefde van God omspant de eeuwen, de eeuwigheden, en daarom zingen wij:

De tijd draagt alle mensen voort

op zijn gestage stroom;

Ze zijn als gras, door zon verdord,

vervluchtigd als een droom

maar:

O God, die droeg ons voorgeslacht in tegenspoed en kruis,

wees ons een gids in storm en nacht,

en eeuwig ons tehuis.

Ons voorgeslacht.

Wij zouden iets vertellen over het leven van de kinderen onzer overgrootouders. Hun eerste kind was een dochter, wier naam Liesbeth was. Zij werd geboren: 28 juni l842, en stierf ll dec 1928. Zij trouwde met Pieter Hamstra, onderwijzer te Huins. Zij kregen een zoon: Jacob Hamstra, die later de oude bakkerij van “Sake-om” te Veenwouden heeft overgenomen. De bakkerij is nogal vrij lang in bezit geweest van de Hamstra’s, want later woonde er een zoon van deze Jacob Hamstra, naar z’n grootvader: Pieter genaamd, die ik nog weleens heb ontmoet maar die voor een Jaar of vijftien terug vertrokken zijn naar het verre Westen.

Sake Antonides

Sake Antonides was het tweede kind uit het huwelijk van onze overgrootouders geboren: 4 sept 1843, overl 2 juli l894. Deze “Sake-Om” waarover vader graag mocht spreken, was in vaders jonge jaren de man die de Veenwoudster bakkerij dreef. Vader is meen ik nog bij hem “in de leer” geweest, en vader heeft ook in geestelijk opzicht veel van hem mogen leren. Deze Sake Antonides, is naar mijn beste weten ongetrouwd gebleven, en woonde later met zijn beide zusters, Grietje geboren: 27 aug 1854 en Eltje geboren:10 juli 1859, in voornoemde bakkerij.

Wij hebben nu genoemd het eerste kind, Liesbeth, het 2e Sake, het 7e Grietje, en het 8e Eltje Antonides.

Het derde kind was Johannes, grootvader dus daarover een apart hoofdstuk. Het 4e kind was Antje, later getrouwd met Harke Koopmans, het 5e kind was Blijke, later getrouwd met Gerrit de Vries. Het 6e kind was Trijntje, later getrouwd met J. de Kok, zie de genealogie.

Wij zouden van deze “kinderen” graag iets meer willen vertellen, maar daarvoor ontbreken ons de gegevens en dus gaan wij over naar het derde kind van Fokke Sakes Antonides en Sjoukje Johannes Hesling, naar Grootvader: Johannes Antonides.

Johannes Antonides en Ynskje Koopmans

Johannes Antonides en Ynske Koopmans

Het spreekt wel vanzelf, dat wij bij de geschiedenis van het derde kind uit het huwelijk van Fokke Sakes Antonides en Sjoukje Johannnes Hesling, breedvoeriger zullen stilstaan. Hij was immers voorbestemd onze Grootvader te worden. Hij werd geboren: 13 december 1845 te Veenwouden. Van de eerste levensjaren van Pake Johannes is ons uit den aard der zaak niets bekend, maar die zullen wel weinig hebben verschild van onze eerste levensjaren. Wat het onderwijs van die dagen betreft kunnen wij opmerken, dat er toen en veel eerder, zoals ons ook uit de genealogie bleek, onderwijzers waren, maar de leerplichtwet dateert van het jaar 1900 zodat vele kinderen, die vroeg werden opgenomen in het arbeidsproces, soms te hooi en te gras naar school gingen. Hoe dit precies met Pake Johannes is geweest, kunnen niet nagaan, maar uit het feit dat hij later met ere de functie van ploegbaas vervulde bij de Nederlandse spoorwegen, mogen we constateren, dat hij in elk geval behoor lijk kon rekenen en schrijven. Wij hebben trouwens in onze jeugd meerdere malen oude mensen ontmoet, die weinig of geen onderwijs hadden genoten, maar die door “zelfstudie” uitstekend konden lezen en schrijven. Als ondergetekende voor jaren door het dorp Veemwouden fietste, moest hij hier en daar afstappen, om de gedachten de vrije loop te laten.Hier en daar en ginds had Pake Johannes in zijn jeugd gespeeld; hier was hij opgegroeid tot knaap en “jongfeint” en daar - zo dacht ik dan - heeft hij misschien gestaan, en Sjoukje Hesling verteld van zijn liefde voor haar honderd jaar geleden en daar hebben zij elkander trouw beloofd tot in den dood. Dan kwam mij in gedachten het lied van Vondel:(1587-l679) leef hij deze ” prins der Ned. dichters”‘ Hij zong o.m.:

Waar werd oprechter trouw

Dan tussen man en vrouw

Ter wereld ooit gevonden ?

Twee zielen gloeinde aaneen gesmeed

Of vastgeschakeld en verbonden

In lief en leed.

Daar zo de liefde viel

Smolt liefde ziel met ziel

En hart met hart te gader.

Die liefde is sterker dan de dood

Geen liefde komt Gods liefde nader,

Noch schijnt zo groot.

Geen water blust dit vuur

Het edelst dat natuur

Ter wereld heeft ontsteken

Dit is het krachtigste cement

Dat harten bindt, als muren breken

Tot puin in ‘t end.

In dit lied ligt het geheim besloten, dat zoveel mensen met zo uiteenlopende karakters vaak, zoals ook met Pake en Beppe het geval was, trouw blijven aan de gegeven beloften, al “breken ook muren tot puin in ‘t end.”

Als wij ons de vraag stellen hoe grootvader die woonachtig was te Veenwouden zijn vrouw vond afkomstig uit het verre Lemmer, dan kunnen we wel een antwoord vinden op deze vraag. Het verre Lemmer, dat klinkt in onze oren die gewoon zijn geraakt aan andere klanken wel zeer overdreven. Toen onlangs een vliegtuigpassagier te New York in een vliegtuig stapte, vroeg de stewardess of zij zijn overjas zou verzorgen “Och neen”, zei hij “dank U, ik moet er in London alweer uit”

In onze dagen speelt een afstand als van Veenwouden naar Lemmer geen rol meer, maar in de dagen van grootvader Johannes wel, ofschoon men niet bang was voor een lange wandeling. In mijn jeugd kende ik een man die mij ver telde dat hij in zijn jeugd heen en terug liep om zijn meisje te bezoeken, van Franeker naar Bozum

Vader heeft ons weleens verteld,dat grootvader om een boodschap ging per voet langs de oude zeedijk van Harlingen naar Hindeloopen. Als vader ons vertelde van de dagen zijner jeugd, toen hij roggebrood moest bezorgen bij klanten, die ik weet niet waar woonden, dan kreeg je eenvoudig kippenvel. Maar hoe zat dat nu met Pake en Beppe Johannes en Ynskje?

Auke Harke Koopmans

Wel,grootmoeder was een dochter van Auke Harkes Koopmans, die omstreeks 1860 opzichter was bij de veenderijen in de contrei en van Lemmer. Naar ik meende dat hij later, omdat er mogelijk niet veel meer viel te opzichteren bij de veenderijen, over ging naar de spoorwegen en terecht kwam in Veenwouden. En zo kwam zij dicht in de buurt van haar Johannes. Er heeft,zoals ons uit de genealogie is gebleken nog een andere relatie bestaan tussen de familie Antonides en Koopmans. Een zuster van van Pake Johannes met name Antje trouwde met Harke Koopmans een zoon van Marten Harkes Koopmans timmerman te Echten en broer van Beppe Ynskje haar vader.

Johannes Antonides en Ynskje Koopmans. Men zegt wel eens dat twee uitersten elkander zoeken en zich tot elkander voelen aangetrokken. Nu ik geloof dat onze grootouders qua karakter en wijze van doen zeer verschilden. Grootvader was rustig en kalm, een man die boven zijn levenshuis de lijfspreuk van Prins Willem 1 had kunnen laten beitelen: “Saevis tranquillus in undis”: Rustig temidden der woedende golven, in tegenstelling tot de spreuk boven grootmoeders levenshuis: “Repos Ailleurs”: Rust elders.

En zeker, dit moet in zekeren zin boven ons aller levenshuis staan, gelijk dat zo treffend stond geschreven op een bordje bij een smederij: werkplaats beneden, woonhuis boven”, maar het scheen soms dat grootmoeder niet tot rust kon komen op de plaats waar zij heen was verhuisd, zodat het zo ongeveer verhuizen werd aan de lopende band. Naar Drachten, Harlingen, Vierverlaten, Buitenpost, Oosthem, Grijpskerk, Veenwouden, Wolpheze, enz. Neen, dat zal voor Pake niet al tijd even gemakkelijk zijn geweest, maar het schijnt wel dat hij geen weerstand heeft kunnen bieden aan deze verhuizingsdrift. “Beppe” was niet erg bang uitgevallen, en zij zag er geen bezwaar in, om persoonlijk naar den Inspecteur der Spoorwegen te gaan, om hem te overtuigen van de noodzakelijkheid van vertrek en het scheen meest ook te gelukken. Er zijn van die mensen die voor reizen en trekken in de wieg schijnen gelegd te zijn, en mogelijk had grootmoeder deze drang van huis uit meegenomen.

Hoe dit verder ook moge zijn geweest, het staat viel vast, dat onze grootouders toen zij jong waren, elkander te Veenwouden ontmoeten, en het samen “eens” werden, en zo traden zij den 22sten van herfstmaand 1866 in het huwelijk. Pake Johannes had het bakkersvak geleerd en zo trok hij met zijn jonge vrouw naar Drachten als mr. Bakker. Dit is echter niet van langen duur geweest, misschien ook een gevolg van de door ons beschreven financiële crisis, waardoor de gelden door den geldschieter werden opgevraagd. Met zekerheid kunnen we dat hier niet vaststellen. De historie van de bakker en de schenker van Genesis 40, herhaalde zich hier, in zekere zin. De bakker die moest hangen, en de schenker (hier van geld), werd in ere hersteld. Misschien kan hier ook niet van eerherstel worden gesproken, dat laat ik dan maar in het midden.

Wij kunnen ons zo goed voorstellen, dat het voor Pake niet gemakkelijk is geweest, en mogelijk ligt hier ook een oorzaak van Beppe’s verhuizingsdrang. Maar de feiten moesten onder de ogen gezien, en de vraag rees: “Wat nu?” Zo is grootvader in dienst gekomen bij de spoorwegen, en zeker ook al vrij spoedig, want in 1870, toen hun zoon Auke werd geboren was hij al werkzaam aan de lijn: Leeuwarden-Harlingen. Als wij bedenken, dat onze grootouders spoedig met kinderen werden gezegend, waarover zij zich stellig zullen hebben verheugd, dan kunnen we toch wel gevoeglijk aannemen, dat zij zich weleens zullen hebben afgevraagd, hoe rond te komen. Als wij bedenken dat vader in zijn tijd begon met een loon van fl. 7 per week, dan is het te verstaan, dat Pakes inkomsten ook niet hoog waren. Gelukkig is door den ar beid van velen, na een moeizame worsteling, verbetering ingetre den.

Fokke Antonides

In de Friese wouden, in de gemeente Dantumadeel, met de hoofdplaats Murmerwoude , en voorts de dorpen Akkerwoude, Veenwouden, Wouterswoude werd het eerste kind van Johannes Antonides en Ynskje Koopmans geboren. Wij schreven over deze gemeente iets uit voeriger, omdat in verschillende van de genoemde plaatsen van onze familieleden woonden, en nog wonen. Dit eerste kind, onze Oom Fokke, werd toen hij groot was ook spoorman, en wij vinden hem terug in de provincie Utrecht. Daar is hij ook blijven hangen, en daar zal Gerritje Hendriksen waarmede hij in 1893 trouwde wel schuldig aan zijn geweest. Hun woonplaats werd Maarn. ln datzelfde Maarn of naaste omgeving, wonen vandaag de dag nog drie van zijn zonen nl. Fokke, Marinus en Auke.

lk kan mij niet herinneren, dat onze ouders daar heen gingen met vacantie, of dat de familie ui t Maarn overkwam. Tante Gerritje was geloof ik iemand die niet gaarne van huis ging. Gisteren, dat was maandag 1 october 1962 ben ik met Anne Nicolai die met de auto die kant op moest nog even bij neef Marinus geveest te Maarn. Jammer dat er geen tijd was de anderen te groeten. Oom Fokke heb ik geloof ik eenmaal in m’n leven ontmoet, toen ik in militaire dienst was 1914 -1918. Auke woont nog in het ouderlijke huis te Maarn, en is ongetrouwd. Oom Fokke is op 10 october 1940 gestorven in den ouderdom van 73 jaar.

De ontvangst ten huize van deze Oom en Tante was prima en het was dien avond zeer gezellig, om deze reden, maar ook om nog een andere reden, zal ik dat bezoek niet gemakkelijk vergeten. Mijn neef had verlof en ging dus niet mee terug dien avond naar de kazerne, zodat ik moederziel alleen de terugtocht moest aanvaarden. Dit was op-zich-zelf niet erg, maar het was een beetje laat geworden en ik moest om 12 uur binnen zijn. Onderweg ontlastte zich een verschrikkelijk onweer. De donder rolde, de bliksem flitste, de regen plensde en daarna stak een storm op - waartegen ik moest optornen - zodat ik met uiterste krachtsinspanning , precies voor “poortsluiting” binnen was, maar vraag niet hoe. Hoewel ik - trots alles - mij stellig voornam nog een keer naar Maarn te gaan, is daar niets meer van gekomen i.v.m. overplaatsing, maar de terugtocht was bar en boos. En hiermede gaan wij afscheid nemen van de oudste zoon van Johannes en Ynskje, om een enkel woord te zeggen over het tweede kind van Pake en Beppe met name: Boukje Antonides, geboren op 13 september 1868 te Veenwouden.

de betreffende bladzijde 66 ontbreekt

Wij hebben iets geschreven over het eerste, derde en vijfde kind uit het huwelijk van onze overgrootouders. Het tweede kind een zoon,met name Auke, Heit Auke.

Sake Antonides

Daarover schrijven wij vanzelfsprekend een apart hoofdstuk en daarom gaan we nu schrijven over het vierde kind uit voornoemd huwelijk, wiens naam Sake Antonides was, geboren op 28 augustus 1875. Wij zullen maar beginnen bij het huwelijk van Omke Sake ( want hoe het in zijn leven daarvoor reilde en zeilde is ons niet bekend). Omstreeks de eeuwisseling trouwde Sake Antonides met Trientje Fenninga, een Groningse in hart en nieren.Ofschoon hun eerste kind te Warffum werd geboren in 1904, zijn zij al vrij spoedig naar Zuidbroek vertrokken waar hun tweede kind in 1905 werd geboren. Wij hebben Oom en Tante dan eigenlijk ook niet anders gekend dan als inwoners van “Zudbrouk”. Daar is Tante verleden jaar 1961 ook gestorven. In het algemeen gesproken bestaat er tussen de Groningers en de Friezen altijd een zekere rivaliteit. Men zegt wel eens, dat dit begonnen is in het jaar 755 of zo, toen Bonifacius bij Dokkum werd vermoord. Toen wij in militaire dienst waren, zeiden de Groningers, dat de Friezen dat dan toch maar uitgespookt. De Friezen antwoorden dan,dat er enige Groningers aanwezig waren daar te Dokkum, die als de stokers van de haatvlam moesten worden aangewezen. Iemand heeft eens gezegd: “Als er geen stokers zijn, zijn er ook geen stakers en ook geen “stekers” zouden wij er in dit verband aan toe willen voegen. Nu, deze moord is intussen al een dag of wat geleden geschiedt en de vraag naar de daders is niet bepaald urgent. Feit is intussen wel dunkt mij,dat de Groningers met evenveel trots zingen van Grun’s beemden, als de Friezen van: “It bêste lan fan d’ ierde”. Het ‘pronkjewail van Stad en Ommeland” en “It Fryske lan fan ear en Rom”. Laat het alles een gezonde sport zijn en blijven. Het hart van Tante Trient je lag evenwel in het Groningse land en ik geloof dat zij steeds weer blij was, als zij van haar vacantie in Friesland naar haar provincie haar dorp, haar huis en haar kroost mocht terugkeren. Het was evenwel - niet het minst voor vader - een feest als Oom Sake en Tante Trient je overkwamen. Vader en OmkeSake hadden veel dingen samen gemeen. Aangezien zij hetzelfde “vak” beoefenden konden zij daarover gemakkelijk praten, maar hun samenstemming zat veel dieper. Zij waren maar niet zonder meer, ” gelijk ge stemde zielen” of zoiets als: “stoelen op dezelfde wortel des geloofs”, maar zij beleden en wensten dat ook te beleven wat geschreven staat in Efeze 4:5: Eén Here, eén geloof, eén doop, eén God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen.

Wij als kinderen vonden het ook al tijd een prachtige tijd als Oom en Tante er waren. Oom Sake kon de dingen behoorlijk uit de doeken doen en wij luisterden graag naar zijn klankvolle stem. Het was ook wel te verstaan dat vader blij was wanneer Oom en Tante “út-fan-hús” kwamen, want andere broers en zusters waren zo vaak tengevolge van de verre: afstanden of gezinsmoeilijkheden en dergelijke verhinderd over te komen behalve dan Oom Pieter maar daarover later. Als jongen van een jaar of tien,ben ik een keer alleen naar Zuidbroek geweest maar dat ging niet he lemaal naar wens. Vader had tegen de conducteur gezegd of hij mij een beetje in de gaten wilde houden, maar deze goeie man ging niet verder dan Groningen. Toen gebeurde het. De trein was nog maar nauwelijks onder de overkapping vandaan, of ik lag in Morpheus armen en sliep nog toen de trein het station van Zuidbroek al was gepasseerd. Gelukkig heeft een stationschef “ergens in Nederland’ zich over mij ontfermd en gezorgd dat ik in Zuidbroek terecht kwam. Al is het vijf-en-vijftig jaar geleden, ik weet nog heel goed dat ik met Oom naar hun huisje liep t daar “achter de wal” van het Winschoterdiep. Het was een aardig eigen huis, niet ver van de spoorlijn en er naast lag een flink stuk bouwgrond, waarop aardappelen etc. werden gekweekt. Oom en Tante kregen twaalf kinderen, zodat er veel monden moesten worden gevuld, en het waren gezonde knapen. Er wordt in dit verband wel eens een beetje schamper opgemerkt “vele varkens maken de spoeling dun”, maar ik geloof dat er dikwijls een verborgen zegen wordt genoten in zulk een gezin en de spoeling was ook in het gezin van Oom Sake nooit zo dun dat men werkelijk te kort kwam. Wanneer de Groningers druk met elkander in dispuut waren, kon ik het maar met moei te volgen. Dan was het: “‘ k wai t nait’, of ” ‘ t kan nai t” of ”’ t wil nait”. Oom Sake vroeg mij -dat was misschien later toen ik als jonge man hen eens bezocht - of ik het Grunnings wel kon “verstoan”. Dat gaat wel, zei ik.Wel zei Oom: ” Dan moet je eens in ‘t Fries vertalen: “Myn voader ging op hoaseforl mit schienfat by ladder omhoog noar beune”. Ik bleef het antwoord schuldig. Het betekende: ” Mijn vader ging op “kousen” met de lantaarn bij de ladder omhoog naar zolder. Misschien is door mij noch het Gronings noch het Nederlands zuiver vertaald of weergegeven, maar zakelijk zat het toch zo in elkaar. Nu kunnen sommige gelijkluidende woorden in het Gronings en in het Fries gemakkelijk verwarring stichten. Ik denk maar aan het woordje “nuver”. Als men in Gronin gen zegt: Het is een “nuver wicht” dan geeft men aan, dat men dat meisje leuk en aardig vindt, maar in Friesland spreekt me’ van een nuver famke, dan wil men zeggen, dat een vreemd en eigenaardig meisje is. Dergelijke dingen kunnen ‘nuvere” ge volgen hebben. Wij gaan nog even naar Oom Sake en Tante Trient je terug. Zij hebben stellig een druk leven gehad, al bleef Tante eigenlijk onder alle omstandigheden dezelfde kalme evenredige vrouw. Niet alleen zaten zij dag in dag uit druk in de werkzaamheden, maar er viel ook zo veel te re gelen. Eerst toen de kinderen klein waren en later toen de vragen aan de orde kwamen voor de opleiding. Daar was de schilder, de gemeenteambtenaar, de opzichter, de smid, de slager enz. Zij en hun zusjes waren alle in opleiding, en ieder had zo zijn problemen, en persoonlijk en gemeenschap pelijk hadden zij de zorg nodig van hun ouders.

Oom Sake werd in zijn werk als ploegbaas, bijzonder hoog aangeschreven, zo zelfs dat een opzichter eens zei: “Als alle ploegbazen waren als Antonides, dan waren er geen opzichters nodig”. Persoonlijk vind ik het jammer, dat de famlie wanneer eigen gezinsleven en zoveel dingen meer de aandacht vragen, zo uit elkaar gaat groeien. Oom Sake kon niet alleen gezellig praten over het werk, en over allerlei vraagstukken van het maatschappelijk leven, ook over “geestelijke dingen en ker kelijke aangelegenheden konden wij veel van hem leren. Hij diende de Gereformeerde kerk van Zuidbroek herhaaldelijk als ouderling. In de kerkelijke strijd, waarin de bekende en bekwame Prof. Schilder zulk een groot aandeel had, koos Oom Sake zijn zijde. Er zou over die strijd veel te schrijven zijn, maar er werd zovaak en zoveel over geschreven, dat wij dat meer dan genoeg achten. Oom had zich behoorlijk in deze materie ingewerkt, en hij was tenslotte overtuigd, dat er o.m. in de houding van de Synode der Geref. kerken ( bijv: schorsing van Prof. Schilder), veel was, dat niet overeenstemde met den eis van Woord en Geest. Een kwestie die ook vandaag de dag nog aan de orde van de dag is, en die velen doet denken gelijk Oom Sake en velen met hem deed denken voor een tiental jaren.

Eén ding staat inmiddels vast omdat God getrouw is, dat Oom Sake en Tante Trient je ook mochten behoren tot de ” ene heilige algemene Christelijke Kerk” en dat zij daartoe eeuwig zullen behoren. Van de kinderen uit dit huwelijk geboren kan ik niet meer vertellen dan in de genealogie vermeldt staat, en daarom gaan we hiermede af scheid nemen van dit gezin, en ik kan dat niet beter doen, dan met de woorden van Ps:68 die Oom Sake zo vaak en zo graag zong:

 

Geloofd zij God met diepst ontzag

Hij overlaadt ons dag aan dag

met’ zijne gunstbewij zen.

Die God is onze zaligheid

wie zou die hoogste Majesteit

dan niet met eerbied prijzen.?

Die God is ons een God van heil

Hij schenkt uit goedheid zonder peil

ons ‘ t eeuwig zalig leven.

Hij kan en wil en zal in nood

zelfs bij het naad’ren van den dood,

volkomen uitkomst geven. (ps. 68:10)

 

Harke Antonides

In de ouderlijke woning van Pake en Beppe Johannes en Ynskje, werd op 17 augustus 1881 een zoon geboren, in de gemeente Achtkarspelen, zoals de genealogie het zegt. Die gemeente telt onder de dorpen ook Surhuisterveen en Buitenpost, waar onze grootouders ook hebben gewoond. Tijdens de samen stelling van de genealogie woonde deze zoon Harke Antonides blijkbaar te Meppel, waar hij werkzaam was aan de aldaar geves tigde pharmaceutische fabriek. Hij trouwt te Meppel met Roelofje Lassche afkomstig van Hoogeveen. Uit dit huwelijk zijn vier kinderen geboren. Later trouwde Oom Harke met A.Tonkens van Staphorst. Veel is ons verder niet bekend van den levensgang van deze Oom. Ook deze tweede vrouw werd hem door den dood ont nomen. Het dorp Staphorst - het is misschien wel aardig dit even te noteren - heeft in onze oren altijd nog een eigenaardige klank, niet alleen om de klederdrachten, maar ook omdat in onze jeugd het “Staphorster Boertje” de wonderdokter over geheel Ne derland bekend was. Zijn levensspreuk was: “Eenvoud is het kenmerk van het ware”. Ook in medische kring werd hij niet beschouwd als een “bedrieger” En aangezien hij ons eens een goede dienst bewees, hier deze korte beschrijving. Vroeger was Staphorst een gesloten gemeenschap, nu is het een open dorp, waar ook veel van het oude verloren gaat.

Cornelis Antonides

In de jaren 1953-1961 werkte ik geregeld te Meppel en waren wij in de gelegenheid neef Cor en zijn vrouw Sietje te bezoeken in de Soembastraat. Levendig herinner ik mij die mooie zomerdag toen ik mijn “volle neef” voor de eerste maal ontmoette. Cornelis Antonides zal ook wel hebben gedacht: “Wat voor een vreemde snui ter trekt er nu weer aan de bel?” Dat ging zo: “U is Antonides?” vroeg ik, ja zo heet ik was zijn antwoord. Ik ook, zei ik. “Kom maar binnen zei neef Cor, want dan zal het wel goed zijn. Na de nodige informaties, waardoor wij al dichter bij elkander kwamen, waren we al spoedig in een aange naam gesprek gewikkeld, dat nog vele malen zou worden voortgezet, want ondergetekende was ten huize van Cor en Siet altijd welkom. Het is alles zo sober en eenvoudig, als wij in de genealogie lezen Cornlis Antonides, Meppel, kantoorbe diende. De schrijvers van zulk een genealogie hebben natuur lijk ook geen andere bedoeling dan slechts namen en data te geven. Bovendien kunnen in het leven van de verschillende per sonen in de genealogie genoemd, na opgaven van de gevraagde gegevens vele veranderingen voltrekken, waardoor een situatie radicaal wordt gewijzigd. Cornelis Antonides, de robuste kantoorbediende had misschien ook niet verwacht, dat er nog een moeilijke weg voor hem lag. Hij, de man met de verworven diploma’ s, zijn zin voor het ontcijferen van in de war geraakte boekhoudingen, was in de dagen dat ik met hem in aanraking kwam, pluimveehouder. Een pluimveehouder die er overigens mocht wezen: zijn bedrijf vertegenwoordigde een waarde van duizenden guldens. Iedere dag “bromde” hij enige Kilometers en dat bij herhaling, om zijn dieren te verzorgen, en te bouwen aan het door hem uit den grond gestampte bedrijf. De omgeving waar Cornelis Antonides werkte, tussen Meppel en Giethoorn, herinnerde aan een tijd, toen in de moerasgronden de geluiden werden gehoord, van allerlei vreemde bewoners. Daar had deze Antonides een “moeras” gekocht, gedempt ook met medewerking van gemeente en aannemer van baggerwerken, en daar kraaide de haan nu koning, en kakelde het rumoerige kippenvolk.

Maar met hoeveel ambi tie neef Cor daar ook mocht bezig zijn, het had een donkere achtergrond, waarvan men soms in een vertrouwelijk gesprek iets gewaar werd. Neen, Cor Antonides sprak daarover niet graag, maar juist daarom willen wij er iets van vertellen. Deze man met zijn zin voor vrijheid en zelfstandigheid, was in de bezetting werkzaam in de ondergrondse, totdat ook hij een hand op zijn schouder voelde waarna hij werd gearresteerd, en 1ater overgebracht naar Duitsland, waar hij blootstond aan allerlei ellende. Hij sprak daar over weinig , maar de sporen waren duidelijk zichtbaar, in zijn sterk lichaam. Op een wonderlijke wijze is hij ten slot te weer in zijn geboortestad terecht gekomen, maar de ont beringen hadden zijn krachten dusdanig gesloopt, dat hij thuis gekomen moest “kuren ” , en hem werd aangeraden niet, weer terug te keren naar de beslotenheid van het kantoor, maar zoveel mo gelijk werk te zoeken in de vrije natuur, en zo werd neef Cor pluimveehouder. Tengevolge van al de spanningen en ontberingen was ook de gezondheid van de vrouw van neef Cor ondermijnd, zodat zij ten slot te bezweek. Dit moet voor hem wel een moeilijke weg zijn geweest. Hoewel Cornelis Antonides thans , augustus 1962, de pluimveehouderij van de hand heeft gedaan, wijl hij een betrekking aanvaardde met halve dagen kantoorwerk, zo blijft hij toch een natuurmens; een groot liefhebber van vissen enz. Het is erg plezierig om telkens weer met familie kennis te maken, die men sinds langen tijd, of ook nog nimmer had gezien of geschreven. Ook de bezoeken aan neef Cor en nicht Siet in Meppel, zal ik niet weer vergeten.

 

Reacties op oproep in de Spiegel

Den 21e juli 1962 plaatste ik een oproep in “de Spiegel” , met het verzoek mij te schrijven, indien men den Antonides-naam droeg. Enkele brieven mocht ik daarop reeds ontvangen.

De eerste gedagtekend 22 juli 1962 is van de wed. S.Antonides-de Haan, Hellingpad G.177 te Dokkum. Haar over leden man heette: Foppe Johannes Antonides. Zijn ouders waren: Floris Antonides en Sjoukje Tabes Antonides. De over-over-grootvaders van haar en ons waren broers.

De tweede brief kwam uit Rotterdam van P.Hoekstra, Hoofd der Jhr De Savornin Lohmanschool, Parrallestr 2 te Rotterdam. Zijn voorouders werden geboren uit het eerste huwelijk van Sake Floris Antonides met Madje Arjens Hiemstra, terwijl onze overgrootvader Fokke Sake Antonides werd geboren uit het tweede huwelijk van van Sake Floris Antonides met Liesbeth Tabes Boelings. Deze onderwijzer zou nog nader berichten.

De derde brief kwam van Buitenpost van J.A. Hoeksma. De Antonides-naam had voor hem een aangename klank, omdat zijn moeder dien naam droeg. Zijn moeder was een dochter van Franciscus Floris Antonides en Grietje Annes Annema, ook zij komen in de genealogie Antonides voor.

De vierde brief kwam van Maarn, van G. van Ruler-Antonides. Zij was een dochter van Fokke Anton ides en Petronella Veldhuizen. Deze Fokke, is een zoon van onze Oom Fokke Antonides en Tante Gerritje Hendriksen

Vervolgens ontving ik twee brieven van Mentje Johannes Antonides, verpleegster te Amersfoort. Zij is ook een kleindochter van Oom Fokke en Tante Gerri tje.

Het spreekt vanzelf dat deze familie leden van mij een antwoord ontvingen, en vooral met de laatst. genoemde schrijfster, ben ik momenteel nog druk in correspondentie. Zij wou vader nog zo graag eens zien en spreken, ook, omdat zij haar Grootvader Fokke niet had gekend.

Pieter Antonides

Op de volgende bladzij de “iets” over het leven van het jongste kind uit het huwelijk van onze Grootouders. Den dertienden van den lentemaand werd ten huize van onze grootouders Johannes Antonides en Ynskje Koopmans het zevende kind geboren te Dronrijp in de gemeente Menaldumadeel.

Deze jongste zoon werd de naam Pieter gegeven. De jeugdjaren van deze kleine Pieter Antonides zijn voor ons een gesloten boek, maar Pake en Beppe zullen ook bij dit hun kind wel hebben gedacht: “Al sa njonkelytsen komt Pieter yn e broek”.

Omke Pieter kwam toen hij nog ongetrouwd was, ook wel bij onze ouders met vacantie. Hij was vierendertig jaar toen hij met Tante Jantina Doornbos trouwde, deze Tante hebben wij zelden of nooit ontmoet. Wij hadden toen geen tijd om te reizen en vacantie was alleen voor de beter gesi tuëerden toen, en Oom en Tante “zaten” al gauw in de kleine kinderen, zodat het contact tot een minimum werd beperkt. Jammer genoeg, want wij hadden als kleine kinderen altijd veel plezier met die grote en toen nog sterke Oom. Ik herinner mij nog heel goed, dat hij ons in de eigen gemaakte bolderwagen, als in een ze gekar voorttrok, hetgeen wij langer volhielden dan hij. Oom vertelde ons dan van “bruingebleste kikkers voor een pannekoekspan, dat was geloof ik meer, om zelf op adem te komen. Nu, ouder geworden lijkt dit alles zo eenvoudig en zo kinderachtig, maar laat ons niet vergeten, dat de vreugden van het kinderleven van grote betekenis zijn voor heel het leven. Het speet ons altijd als wij thuiskwamen uit school bijv. dat die goeie Oom weer verdwenen was.

Later heeft Oom Pieter het niet gemakkelijk gehad, toen een slepende ziekte hem aan huis bond en hem tenslotte ten grave sleepte; als ik daarover nadenk kan ik mij zo goed indenken dat moeder het er wel eens moeilijk mee had in haar lange leven, dat zoveel familieleden en vrienden verdwenen. Gelukkig als wij mogen weten, dat er Eén is die blijven zal, al moeten nog zo velen ons verlaten en al zullen wij eens velen verlaten moeten. Oom Pieter en Tante Janna kregen negen kinderen, maar hoe het hen ging, en waar zij vandaag de dag wonen, ik kan er helaas geen mededeling van doen. Misschien dat zij nog eens een aanvullend relaas kunnen toevoegen, want voor mij ligt een exemplaar van het Christelijk Nationaal Weekblad: “De Spiegel” -ik vermeldde daar reeds iets van - waarin 21 juli 1962 de vraag werd gesteld: “Heet u zo?” Draagt u de naam Antonides? Schrijft u dan eens naar den heer W. Antonides, Lijsterstraat 34, Wolvega, die een genealogie Antonides bezit vanaf het jaar 1637 en die graag zou willen aanvullen met gegevens over personen, die dezelfde naam dragen.

Zoals we reeds schreven ontvingen we verschillende reacties. Misschien dat we ook nog eens een telg uit het geslacht van Oom Piet en Tante Jantina ontmoeten.

Jacoba en Liesbeth Antonides

Wij hebben gezien dat Pieter Antonides de jongste zoon was van onze grootouders, maar het jongste kind was hij niet. Na hem werden nog twee dochters geboren, met name: Jacobje en Liesbeth. Zij zagen het levenslicht in de gemeente Wymbritseradeel te Oosthem in Friesland.

De gemeente Wymbritseradeel omvat 28 dorpjes waarvan Oosthem er een is. Eigenaardig dat het gemeentehuis van deze gemeente gevestigd is te Sneek, een stad die niet tot Wymbritseradeel behoort. Men heeft wel eens getracht een fusie aan te gaan met de Stad IJlst, die als het waren in de gemeente ligt, maar dat is mislukt. Pake Johannes zal ook wel met de geboorteberichten naar Sneek hebben moeten reizen, maar grootvader was wel wat gewoon.

Ook deze beide kinderen, hebben wij vanzelfsprekend niet gekend toen zij de kinderschoenen nog niet onwassen waren. Toen wij hen leerden kennen woonden zij in Zuidbroek in de provincie Groningen. Het is duidelijk dat zij lange jaren bij hun ouders zijn gebleven, want de oudste trouwde pas in 1925 en de jongste in 1921.

Als ik heden met mijn gedachten een halve eeuw terug ga, dan zie ik deze beide Tantes nog werkzaam in hun schone schorten in hun ouderlijke woning. Zij verstonden, als ik het mij goed herinner uitnemend de kunst om te zorgen dat de elite van Zuidbroek zich kon vertonen met fijn gestreken en gesteven overhemden en boorden. Als ik het wel heb verstonden zij ook de kunst van het vervaardigen of repareren van dameshoeden.Voor ons waren deze Tante Co en Tante Liesbeth altijd zeer aardig.

Tante Coba was 38 jaar toen zij in het huwelijk trad met een inwoner van Slochteren een gemeente in Groningen, waarin ook de dorpen: Schildwolde, Kolham, Harkstede, Siddeburen enz: zijn gelegen. Daar had deze inwoner Oom Pieter van der Deen een boerderij. Oom Pieter is reeds gestorven en Tante Coba woont nog te Slochteren nu in 1962.

Wij mochten haar na het overlijden van (onze) moeder Jeltje Hoomans in 1956 enkele malen ontmoeten, toen zij vader kwam bezoeken en helpen, even onbaatzuchtig als altijd.

Tante Liesbeth was 31 jaar toen zij zich verbond met Willem Schoonveld, geboren te Garmerwolde en in 1921 wonende in de gemeente Bedum prov. Groningen, nader het dorp Zuidwolde aan het Boterdiep, waar ik Oom en Tante in de oorlogsjaren nog eens mocht bezoeken. Tante Liesbeth is niet zo oud geworden.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>